![]()
OORZAKEN Uit de anamnese blijkt dat er in het verleden van deze kinderen vrijwel altijd een (tijdelijke) onderbreking of een (definitieve) breuk was in de continuïteit van de verzorging en/of in de band tussen moeder en kind, voornamelijk gedurende de 18 eerste levensmaanden. Soms betreft het een ontbreken van elke band met een zorgpersoon of een onthouden van aandacht. Bij adoptie zal niemand die breuk betwisten. Evenmin bij het overlijden van (één van de) ouders. Bij pleegkinderen ligt vaak een pedagogisch onvermogen van de eerste ouders aan de grondslag. Door plaatsing in een pleeggezin wordt de band met de biologische ouders (al dan niet tijdelijk) onderbroken. Bij biologisch eigen kinderen kan een problematische zwangerschap, langdurige hospitalisatie en/of pijnlijke medische behandelingen op jonge leeftijd aan de basis liggen. Ook baby's die vlak na de geboorte een tijd in de couveuse doorbrachten, bleken op latere leeftijd soms gehechtheidsproblemen te vertonen. Vandaar dat men belang is gaan hechten aan het contact tussen ouders en baby. Moeders (en ook vaders) mogen tegenwoordig hun couveusekindje regelmatig vasthouden, om zo een zo gezond mogelijke band tussen beiden op te bouwen. Recent onderzoek heeft aan het licht gebracht dat een verblijf in een crèche, vóór het kind de leeftijd van 2 jaar heeft bereikt, soms ongunstige gevolgen kan hebben. Hoe meer uren de baby's in de crèche doorbrachten, hoe sterker het negatieve effect. Zo ook "tijdelijke" onbeschikbaarheid van een ouder (bijvoorbeeld wegens ziekte, post-natale depressie ...) in de beginfase van het kinderleven. Helaas is er een groep kinderen die het vertrouwen in volwassenen verliezen tengevolge van één of andere vorm van afgewezen zijn of (tijdelijk) verstoken worden van ouderlijke liefde. Eén van de gevolgen hiervan op lange termijn is dat ze ernstige ontwikkelings- en gedragsproblemen vertonen, nauw verwant aan wat bij hulpverleners bekend staat als het verwaarlozingssyndroom. Hun ouders zijn unaniem over hun ervaringen: ondanks een overvloed aan liefde, goede wil en een opleiding, staan ze machteloos tegenover een kind dat hen niet kan of durft vertrouwen. Uit de meest recente onderzoeken blijkt dat iedere vorm van verwaarlozing negatieve gevolgen heeft op de ontwikkeling van de hersenen met karakteriële afwijkingen als gevolg. EERSTE ALARMSIGNALEN
Agressieve gelaatsuitdrukking, soms zeer kortstondig, ook bij baby's. Een jong kind gebruikt ontlasting, urine, braken en ongeregeld eten als "wapen" in de machtsstrijd tegen de moeder (ouders). Speelt verveeld, onaandachtig, ongeconcentreerd, destructief. Sterke vernielzucht (speelgoed, kledij, alles waar de ouders waarde aan schijnen te hechten), slordigheid, "verliest" alles. Straffen en belonen in alle denkbare schakeringen helpt niet: het raakt het kind niet. Opvallend vindingrijk in pestgedrag. Mensen tegen elkaar opzetten en uitspelen. Onmiddellijke bevrediging van behoeften: ik, nu, hebben en krijgen staat centraal. Eenmaal zijn/haar doel bereikt, wordt naar het gekregene niet meer omgekeken (geen dank, geen respect). Vanaf de prepuberteit: seksueel provocerend gedrag. Ontbreken van wederkerigheid in relaties, emotieloos afscheid nemen, geen heimwee. Als ouders met meerdere van deze klachten naar de hulpverleners komen, hebben zij al een (zeer) lange weg afgelegd. Ze worden vaak afgescheept met: "Elk kind doet dat wel eens." Bij een kind met hechtingsstoornis vertaalt dat "wel eens" zich echter in een continu proces. KENMERKEN BIJ KINDEREN Bij een gezonde moeder-kind-binding ontstaat er in de eerste levensuren en –dagen een hechting, die ervoor zorgt dat het kind met vertrouwen in het leven kan staan. Het zal er nooit stil bij hoeven te staan dat liefde, vriendschap en vertrouwen bij het leven horen.
Het vroegste ervaren van "pijn" of "niet gewenst zijn" is onvoorstelbaar vernietigend. Dit ontbreken van basisvertrouwen in de allereerste levensfase uit zich vaak in vernietigingsdrang die zich richt tegen zichzelf of de naaste verwanten (ouders). Andere uitingen van die agressie kunnen zijn: wreedheid jegens dieren, vernielen, liegen en bedriegen, slapeloosheid, provocerend seksueel gedrag en weglopen. Meestal ziet men een onverzadigbare honger naar aandacht. Negatieve aandacht levert daarbij dikwijls meer resultaat op dan positieve. Het kind heeft nauwelijks remmen of drempels. Het heeft weinig of geen schaamte- of schuldgevoel. De gewetensontwikkeling is niet op gang gekomen.
Er is nooit echt bevrediging. Het kind voelt zich steeds te kort gedaan. Het kind heeft relatief weinig gevoel voor ruimte en tijd. Er ontstaan vaak leerproblemen ondanks een meestal normale begaafdheid. Bij adoptiekinderen kenmerkt de beginfase zich meestal door onbegrijpelijk goed aangepast gedrag, zonder heimwee, zowel thuis als op school. Naarmate de tijd verstrijkt is het gedrag naar de verzorgende ouder(s) steeds afwijzender. Naar anderen toe blijft het begingedrag echter gehandhaafd, soms ook tegenover de ouder die niet onmiddellijk de dagelijkse zorg over het kind heeft. Het is niet ondenkbaar dat een kind met de kalenderleeftijd van 5 jaar, de motorische vaardigheid van een 3-jarige vertoont, naast de emotionele ontwikkeling van een peuter, de cognitieve van een 2-jarige en een sociale zelfredzaamheid die men pas op 8-9 jaar verwacht. Ouders en leerkrachten krijgen dan de moeilijke opgave om uit te zoeken op welke leeftijd zij het kind moeten aanspreken en wat het op welk terrein op welk moment aankan. KENMERKEN BIJ ADOLESCENTEN De term "hechtingsgestoord" wordt theoretisch alleen maar gebruikt voor jongeren onder 18 jaar. Daarna spreekt men over "Borderline" (meer weten? Klik hier).
Ook bij adolescenten blijven dezelfde kenmerken van kracht als bij kinderen, maar vaak uiten deze zich ook op de volgende manieren:
Houden zich praktisch nooit aan gemaakte afspraken. Agressief gedrag (verbaal en/of fysisch). Depressief gedrag; dreigen met zelfdoding. Er charmant en goed verzorgd uitzien: charmeren naar de buitenwereld. Vragen steeds om NEGATIEVE aandacht. Narcisme en egoïsme. Zeer beïnvloedbaar door (slechte) "vrienden" Erkennen geen gezag: hun wil is wet. Vermijdingsgedrag thuis, bv. naar boven gaan als de ouders beneden zijn en omgekeerd. Verslaving allerhande. Seksuele ontsporingen. Zij kunnen niet goed reageren in sociale situaties. De interactie met de ouders verloopt vaak uiterst moeizaam. Hebben zeer veel "vrienden" voor korte tijd, maar geen vaste vriendschap (allemansvriendje) Kunnen slecht geld beheren en hebben daarom ook steeds tekort. Hun eigengereid optreden leidt hen van de ene mislukking naar de andere catastrofe.
De wat oudere kinderen beschouwen hun eigen gedrag niet als een gevolg van beslissingen of keuzes die ze zelf gemaakt hebben maar als gebeurtenissen die hen gewoon overkomen of door anderen zijn veroorzaakt. Deze overtuiging, gecombineerd met hun zelfbeeld als slachtoffers laat hen niet toe zichzelf te ervaren als slachtoffers van hun eigen gedrag. Dit ondersteunt hun houding van "niet verantwoordelijk". Evolueert soms naar borderline (meer weten? Klik hier) DE IMPACT OP HET GEZIN Uit al het voorgaande mag afgeleid worden dat een kind, dat niet in staat is tot het aangaan van (h)echte relaties, diepere wonden kan slaan in een gezin naarmate het daar langer in verblijft. De echte problemen blijven immers verborgen voor de buitenwereld, daar waakt het "allemansvriendje" zorgvuldig over. Diezelfde buitenwereld zadelt de ouders vaak op met schuldgevoelens ("niet in staat om een kind op te voeden"), zelfs als ze hun andere kind(eren) wel behoorlijk hebben opgevoed en er een goede band mee hebben. Waar buitenstaanders eerder geneigd zijn om de beschuldigingen van het probleemkind te geloven, raken de ouders totaal geïsoleerd: niemand gelooft/begrijpt hen. Zij kunnen nergens terecht met hun frustraties over hun niet beantwoorde, ja zelfs regelrecht afgewezen liefde en zorg. DOEL VAN ONZE VERENIGING Vzw "Wat Nu?" werd in 1990 opgericht en stelde zich tot doel het probleem van hechtingsgestoordheid bekend te maken, de ouders te begeleiden en te bemoedigen, de professionele hulpverlening te stimuleren en het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen.
In de maandelijkse gespreksgroepen (voor leden: zie kalender) vinden ouders steun bij elkaar, wisselen ervaringen en informatie uit omtrent hulpverlening en opvoeding van hun (adoptie- en pleeg)kinderen. De steun en de solidariteit tijdens deze bijeenkomsten zijn een rijke bron om kracht uit te putten. De gespreksonderwerpen betreffen vooral de opvoedingsvraag van de ouders en de bestaande hulpverlening. Een even groot aantal professionele hulpverleners doet beroep op onze ervaringsdeskundigheid om aan de toenemende vraag om hulp van ouders tegemoet te komen en zo trachten te voorkomen dat sommige jeugdigen in de criminaliteit terecht komen. Omwille van de vaak voorkomende specifieke leerproblemen is er vanaf mei 2002 voor de leerkrachten een speciale brochure beschikbaar. Deze kan aangevraagd worden via het e-mailadres van Het werkgebied van "Wat Nu?" bestrijkt heel Vlaanderen. Sedert 1995 is de vzw "Wat Nu?" erkend door de Vlaamse Gemeenschap en wordt sedert 2001 voor haar werking gesubsidieerd. Ook op het politieke vlak laat "wat Nu?" niet na het probleem van hechtingsgestoordheid aan te kaarten. Zo werd op 13 december 2001 een voorstel tot nieuw decreet ingediend in het Vlaams Parlement (voor het decreet: klik hier). Op 21 en 22 maart 2002 waren er hoorzittingen over dit nieuwe decreet (voor de samenvatting van de ingediende tekst van Wat Nu? bij de hoorzitting in het Vlaams Parlement: klik hier). Dit decreet werd op 12 februari 2004 in de Parlementaire commissie Welzijn goedgekeurd en zou in voege treden op 1 januari 2005. In 2010 werd een Staten-Generaal omtrent adoptie georganiseerd. Ook hier zaten enkele ouders van "Wat Nu?" mee aan tafel, om het belang van een goede voorbereiding en degelijke nazorg bij adoptie aan te kaarten. Naar aanleiding van deze Staten-Generaal vroeg "Wat Nu?" het statuut van trefgroep aan. Op die manier nemen we actief deel aan het adoptiebeleid in Vlaanderen, door vergaderingen met Kind & Gezin, Steunpunt Nazorg Adoptie, het VAG, enz. Het statuut werd ons intussen toegekend. Een veel gehoorde uitspraak van ouders van een kind met een hechtingsstoornis (gehechtheidsprobleem) is de volgende: "Het is net een bodemloze put! Je stopt er oneindig veel liefde, aandacht en zorg in, maar er komt zelden iets terug." Onderstaande opsomming van kenmerken is in hoofdzaak bedoeld als leidraad voor (groot)ouders en hulpverleners. Meerdere van onderstaande gedragskenmerken komen veelal voor bij jongeren met een gehechtheidsprobleem. Bij het lezen hiervan moet men er echter steeds van uitgaan dat deze kenmerken niet veralgemeend kunnen worden. Immers, elk kind is anders en elke gezinssituatie is verschillend. Maar telkens betreft het een ernstig te nemen emotionele handicap. Sommige van deze elementen werden overgenomen uit het boek "Bodemloos bestaan" van Geertje Van Egmond (1987), andere vloeien voort uit gemeenschappelijke ervaringen van de ouders die in de loop der jaren een beroep deden op onze vzw. Nog andere zijn te vinden in Hechtingsstoornissen bij kinderen door G. de Lange en C.Penninga-de Lange (19/04/2000) Oproep van een adoptievader uit Frankrijk: KLIK HIER.
|