INFORMATIEBROCHURE WAT NU? vzw



Zonder de toestemming van Wat NU? mag deze tekst niet overgenomen worden.




VOORWOORD



Met de onderzoeksopdracht van het Ministerie voor Welzijn en Gezin (1992) naar het bestaan en de betekenis van bodemloze jeugd, was het meteen uitkijken geblazen om niet in een van de twee opiniegroepen terecht te komen. Noch de groep van "dat is een nieuw syndroom" noch de groep "een schande dat jongeren zo betiteld worden" konden we na onderzoek zo maar involgen.
Bij gesprekken met de ouders waren wij onder de indruk over de draaglast voor zo weinig schouders. Het onderzoek van de problemen van de jongeren confronteerde ons met de 'verwaarlozing van verwaarlozing'.
Geen Bodem Syndroom werd afgewezen, vele suggesties trachtten wat beter aan te sluiten bij de bevindingen; verwaarlozingssyndroom, hechtingsangst, onmachtige families, enz. Werden alle gegevens samengebracht, dan bleef het begrip bodemloos bij de meeste hulpverleners associatief nagalmen. Niet bodemloos voor de ouders of het kind. Wel als metafoor voor hun samenleven.
Ermee leren leven, zoeken naar hulpverleningswegen, begint met erkenning van ouder en kind die in deze dynamiek betrokken zijn. Erkenning van hun draaglast. Dan pas kan het zoeken beginnen, naar het stutten van de bodem.





Dr. P. Adriaenssens
Kinderpsychiater-Vertrouwensarts
Supervisor onderzoeksproject "Bodemloosheid"






VERANTWOORDING

        Deze brochure is in de eerste plaats bedoeld voor iedereen die beroepshalve in contact komt met kinderen en hun ouders.
Ze handelt over (problemen in de) omgang met kinderen die het nodige basisvertrouwen missen om wederkerige (h)echte relaties aan te gaan.

KINDEREN
        die de liefdevolle zorg van hun ouders niet (kunnen) integreren omdat ze deze als bedreigend ervaren.

KINDEREN
        met een diepgewortelde angst voor betrokkenheid, bindingen en nestwarmte die hun ouders (of andere verzorgingsfiguren) constant op de proef stellen met een subtiel spel van aandacht eisen, afwijzen en tegen elkaar uitspelen.

KINDEREN
                met ernstige
                emotionele
                sociale
                normatieve
        en
                leerproblemen.

Hun OUDERS staan voor een muur van:

  • afwijzing door hun kind dat zich niet laat "benaderen"

  • wanbegrip in hun omgeving die niet "ziet" wat er aan de hand is

  • schuldgevoelens en onvermogen om de opvoedings-problemen het hoofd te bieden ...

    Deze OUDERS vragen om uw begrip en ondersteuning want zij worden er wanhopig van.

    Deze OUDERS doen beroep op uw deskundigheid in de hoop dat iemand hen antwoord geeft op de vraag:

    "Wat Nu?"



    (H)ERKENNING

            Tot op heden is de geschetste problematiek in België nog niet officieel erkend. Waar deze kinderen vroeger al in de dossiers van de hulpverlening opdoken, kregen ze verschillende diagnoses, afhankelijk van de invalshoek van waaruit ze werden geobserveerd. Een, wetenschappelijke omschrijving is echter wel te vinden in de (Amerikaanse) DSM IV 313 lijst onder Reactive Attachment Disorder. (RAD)
            Diagnoses als: ontwikkelingspsychopathie, psychopathiform gedrag, ernstige contact- en persoonlijkheidsstoornissen, enz...
            Sommige ouders ervaren hun kind als "bodemloos": "Je stopt er oneindig veel liefde, aandacht en zorg in, maar er komt nooit iets terug". (Geertje van Egmond in Bodemloos Bestaan). De term Bodemloos is bruikbaar als metafoor, maar is door de fatalistische klank vernietigend voor het betreffende kind: alsof we ons kind geen enkele kans meer geven.

            "Het is alsof je een zeef probeert te vullen met water: er blijven hooguit enkele druppels aan de wand kleven", schrijft Christa Veranneman in Het Lege Nest. "Je hebt zeven met grote gaten, maar ook met kleine gaatjes", nuanceert ze na contacten met tientallen ouders-lotgenoten. Ze vergelijkt haar kind met een egeltje: het heeft warmte en voedsel nodig om te kunnen groeien, maar het zet zijn stekels op als iemand hem benadert. Een symboliek die overeenkomst vertoont met wat in de volwassenenpsychiatrie "Borderline" wordt genoemd.

            "Wij zijn net als een citroen. Ze knijpt die volledig uit en als het sap er uit is wordt de rest (wij) achteloos weggegooid", zegt een moeder over haar adoptiedochter.
            Zo heeft elke moeder haar eigen beeldspraak om het onvermogen tot relationele wederkerigheid van haar kind te duiden.

            In 1991 spreekt Dr. G. de Lange over "hechtingsstoornis" of "fundamentele relatiestoornis". Ook deze benamingen zijn vatbaar voor discussie. Omdat alle betrokkenen altijd zullen terugschrikken als een kind een diagnostisch etiket opgekleefd krijgt. Omdat je daarmee afbreuk doet aan de unieke persoonlijkheid en het vermogen tot groei van elk kind.
            Desondanks blijven de ouders ijveren voor officiële erkenning van de handicap van hun kind, in de hoop dat daaruit een adequate behandeling zal opgezet worden. Want, hoe diep ze ook zijn teleurgesteld in hun verwachtingen, hopen doen deze ouders natuurlijk altijd!


    EEN EMOTIONEEL GEKWETST KIND

            Het wetenschappelijk onderzoek naar oorzaken van de extreme hechtingsstoornis bij sommige kinderen, is in Vlaanderen nog maar nauwelijks op gang gekomen. In Nederland echter heeft men er zich al jaren in verdiept. Daar luidden adoptieouders de alarmbel: zij kregen, ondanks een maximale inzet, weinig of geen respons van hun kind.
    Vlaanderen volgde recent.
            Geleidelijk geven meer ouders (vooral moeders) uiting aan hun wanhoop en onmacht, vragen om hulp. Het betreft niet alleen adoptie- en pleegkinderen, maar ook vaak stief- of biologisch eigen kinderen die zich als moeilijk of niet opvoedbaar profileren.

    MOGELIJKE OORZAKEN

            Uit de anamnese blijkt dat er in het verleden van deze kinderen vrijwel altijd een (tijdelijke) onderbreking of een (definitieve) breuk was in de continuïteit van de verzorging en/of in de band tussen moeder en kind, soms een ontbreken hiervan of een onthouden van aandacht.
  • bij adoptie zal niemand die breuk betwisten. Evenmin bij overlijden van (één der) ouders.
  • bij pleegkinderen ligt vaak pedagogisch onvermogen van de eerste ouders in het dossier opgeslagen. Door plaatsing in een pleeggezin wordt de band met de biologische ouders (al dan niet tijdelijk) onderbroken.
  • bij biologisch eigen kinderen kan een problematische zwangerschap, couveusetijd, langdurige hospitalisatie en/of pijnlijke medische behandelingen op jonge leeftijd aan de basis liggen. Alsook "tijdelijke" onbeschikbaarheid van een ouder (bijvoorbeeld wegens ziekte, post-natale depressie ...) in de beginfase van het kinderleven.

            Het hoeft geen betoog dat een baby of peuter dergelijke omstandigheden als een afwijzing kàn ervaren, zelfs als er geen kwaad opzet mee gemoeid is. Uiteraard lijden hier niet àlle kinderen in gelijke mate onder. Gelukkig maar!

            Helaas is er een groep kinderen die het vertrouwen in volwassenen verliezen tengevolge van één of andere vorm van afgewezen zijn of (tijdelijk) verstoken worden van ouderlijke liefde. Eén van de gevolgen hiervan op lange termijn is dat ze ernstige ontwikkelings
  • en gedragsproblemen vertonen, nauw verwant aan wat bij hulpverleners bekend staat als het verwaarlozingssyndroom.

            Hun ouders zijn unaniem over hun ervaringen: ondanks opleiding, goede wil en overvloed aan liefde, staan ze machteloos tegenover een kind dat hen niet durft vertrouwen.

    DE EERSTE ALARMSIGNALEN

  • extreem aandacht eisen +afstoten, driftmatig "vreten", zeer onregelmatig slapen
  • agressieve gelaatsuitdrukking, soms zeer kortstondig, ook bij baby's
  • jong kind gebruikt ontlasting, urine, braken en ongeregeld eten als "wapen" in de machtsstrijd tegen de moeder (ouders)
  • speelt verveeld, onaandachtig, ongeconcentreerd, destructief.
  • sterke vernielzucht (speelgoed, kledij, alles waar de ouders waarde aan hechten) slordigheid, "verliest" alles
  • straffen en belonen in alle denkbare schakeringen, helpt niet, raakt het kind niet
  • opvallend vindingrijk in pestgedrag, mensen tegen elkaar opzetten en uitspelen
  • onmiddellijke behoeftenbevrediging: ik, nu, hebben en krijgen staat centraal; naar het gekregene wordt niet meer omgekeken (geen dank, geen respect)
  • vanaf de prepuberteit: seksueel provocerend gedrag.
  • ontbreken van wederkerigheid in relaties, emotieloos afscheid nemen, geen heimwee.

    Als ouders met meerdere van deze klachten naar U toekomen, hebben zij al een (zeer) lange weg afgelegd. Ze worden vaak afgescheept met: "Elk kind doet dat wel eens." Bij een kind met hechtingsstoornis vertaalt dat "wel eens" zich echter in een continu proces.

    Deze kinderen beheersen de kunst om iedereen, zelfs veteranen in de hulpverlening, rond de vinger te winden. Vaak hebben ze buren, familie, vrienden, de hele omgeving van hun ouders "bewerkt" en ingepalmd door zichzelf op een heel andere, positievere manier voor te stellen buitenshuis dan in het gezin. In sommige omstandigheden bewerken ze de buitenwereld door zich aan te dienen als slachtoffer van een verwaarlozende of mishandelende ouder. Daardoor krijgt iedereen, inclusief de hulpverlener, een verkeerde kijk op "wat er aan de hand is en met wie". Met als spijtig gevolg dat de hulpvraag van moe-getergde ouders, die door hun radeloosheid een overspannen indruk geven, soms (te lang) verkeerd begrepen wordt.

  • Daarom is het belangrijk dat u met een open opstelling naar de alarmsignalen van de ouders luistert.

  • Probleemgedrag bij kinderen behoeft ernstige aandacht. Dat betekent dat men zich niet mag tevreden stellen met wat een kind vertelt, maar ook andere gegevens in de diagnose moet betrekken, zoals: hoe komt het kind voor, hoe praat het, hoe is het op school, thuis, enz.

    DE GEDRAGSKENMERKEN


    Onderstaande lijst is samengesteld op grond van ervaringen van tientallen ouders van kinderen met extreme hechtingsangst. Opvallend is dat bijna alle kenmerken van deze lijst (al dan niet tijdelijk) van toepassing zijn op al deze kinderen, hoewel niet altijd in even erge mate. Er zijn uiteraard individuele gradaties: elk kind is anders en bepaalde uitingsvormen zijn leeftijdsgebonden.

    1. Intieme emotionele banden (o.a. in het gezin) worden als bedreigend ervaren

  • afwijzend tegenover meest nabije figuren (ouders, moeder!)
  • verdraagt zelden lichaamscontact, affectie, intimiteit
  • geen diepgaande contacten noch binding met ouders en gezinsleden
  • voelt zich immer tekort gedaan, lokt voortdurend afwijzing uit
  • vermijdt oogcontact, vertrouwt niemand, hotelgedrag

    2. Sociale ontwikkeling: vertoont een "ander gezicht" aan de buitenwereld dan thuis

  • geniaal in het taxeren, manipuleren en tegen elkaar uitspelen van anderen
  • "allemansvriendje": geen selectie in (oppervlakkige!) contacten met vreemden
  • maskeradegedrag, schijnaanpassing, weinig gevoel voor humor
  • onverzadigbare honger naar aandacht, escalerende machtsstrijd met verzorgende ouder
  • zoekt uitzonderingspositie in groepen (gezin, school, leefgroep ...) hetzij als baas", hetzij als "martelaar, slachtoffer": werkt zich altijd in de kijker
  • ontbreken van zelfrespect gemaskeerd door opstelling als "meneer interessant"

    3. Gestoorde gewetensontwikkeling en normbesef

  • niet vatbaar voor aanmoediging, beloning, straf, acceptatie en afspraken
  • leert niet uit fouten (ontkent ze), overtreedt elke grens
  • geen schuldgevoelens: beschuldigt altijd anderen, "vergeet" eigen aandeel
  • geen verantwoordelijkheidsgevoel, extreem nonchalant, geen respect voor anderen
  • geen inzicht in goed en kwaad --> liegen, stelen, vandalisme ...
  • kiest voor geweld, verwondt zichzelf, verdedigt misdadigers, marginalen
    4. Specifieke leerproblemen

  • (meestal) goede intelligentie blijkt niet uit test- en schoolresultaten
  • weinig getallenbegrip en slecht woordbeeld (geen vaste waarden)
  • heeft moeite met abstracte begrippen, abstract denken
  • leerstof wordt fragmentarisch opgenomen: groeiende hiaten in (schoolse) kennis
  • weinig of geen frustratietolerantie
  • geen planning, geen inzicht in tijdsverloop: (=abstraheren)

    Men kan zich voorstellen dat het samenleven in het gezin, met een kind met deze gedragskenmerken, zwaar belast is, in veel gevallen zelfs nagenoeg onmogelijk.

    Uit de hierboven genoemde leerproblemen moge ook de noodzaak van aangepast onderwijs duidelijk blijken.

    Het is immers niet ondenkbaar dat een kind met de kalenderleeftijd van 5 jaar, de motorische vaardigheid van een 3-jarige vertoont, naast de emotionele ontwikkeling van een peuter, de cognitieve van een 2-jarige en een sociale zelfredzaamheid die men pas op 8-9 jaar verwacht. Ouders en leerkrachten krijgen dan de moeilijke opgave om uit te zoeken op welke leeftijd zij het kind moeten aanspreken en wat het op welk terrein op elk moment aankan.

    PROBLEEMKIND = PROBLEEMGEZIN ?

            Uit al het voorgaande moge duidelijk zijn dat een kind, wat niet in staat is tot het aangaan van (h)echte relaties, diepere wonden kan slaan in een gezin naarmate het daar langer in verblijft.
            De problemen blijven immers verborgen voor de buitenwereld: daar waakt het "allemansvriendje" zorgvuldig over. De ouders worden meestal opgezadeld met schuldgevoelens ("niet in staat om een kind op te voeden") ook waar ze hun andere kind(eren) toch behoorlijk hebben opgevoed. Waar men eerder geneigd is de beschuldigingen van het kind te geloven, raken de ouders totaal geïsoleerd: niemand gelooft/begrijpt hen. Zij kunnen nergens terecht met hun frustraties over hun niet alleen onbeantwoorde, maar ook constant afgewezen liefde en zorg.

            Door de onverzadigbare honger naar aandacht van het kind met een hechtingsstoornis, komen broers en zusjes onvermijdelijk aandacht tekort. Bovendien wordt van hen een onredelijke waakzaamheid vereist, gezien hun broer/zus hun kwetsbaarheden nimmer ontziet.
            Voor de ouders brengt dit bijkomende spanningen mee: zij moeten niet alleen het ene kind in bescherming nemen tegen het andere, maar ook het ene kind leren omgaan met grenzen, normen en regels, die door het andere demonstratief met voeten worden getreden.

            De grootste drama's ontstaan in die gezinnen waar het kind de ene ouder als doelwit uitkiest en de andere rond de vinger windt. Waardoor een wig gedreven wordt in het gezin.

            Met name moeders zijn door hun rol als verzorgingsfiguur, door hun aanhoudende pogingen om het kind "nabij" te komen, uitermate kwetsbaar. Zij zijn de eerste slachtoffers van de (als vernietigend ervaren) afweerreacties van een kind dat zich ten diepste bedreigd voelt door de goedbedoelde toenaderingspogingen. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat moeders de eersten zijn die over hun belevenissen praten, schrijven, publiceren: om voor zichzelf en voor anderen te verduidelijken wat er met hun kind aan de hand is, om ook vaders attent te maken op wat in hun gezin gebeurt.

            Onherstelbare verwijdering tussen de ouders is soms het gevolg van het "geraffineerd" gedrag van een kind met hechtingsproblemen. De meer "afwezige", afstandelijke ouder is immers "veiliger" voor het kind en merkt geruime tijd niets. Als dit laatste dan toch zijn/haar masker laat vallen, wordt (te vaak) naar een "schuldige" gezocht. En de partner is (en blijft) de "mislukkeling", de dupe. "Het Lege Nest" is daarvan een indringende getuigenis hoe partners kunnen bezwijken onder dergelijke moeilijkheden.

    WAT KUNT U DOEN?

    1. Voor de ouders: ouders die hulp vragen hebben recht op erkenning van hun hulpvraag

  • houd uw bevraging (o.m. over achtergrond, voorgeschiedenis van het kind) naar de ouders toe zo neutraal, ontschuldigend mogelijk
  • stel u luisterbereid op zonder vooringenomenheid of schuldvragen
  • realiseer u terdege dat ouders vaak pas naar hulpverleners toe komen, nadat hun eigen inventiviteit uitgeput is en nadat zij alle denkbare adviezen van omstanders, zonder succes, hebben uitgeprobeerd. Zij verwachten meer of andere raad van U, dan: "Het groeit er wel uit." Interpreteer hun wanhoop en radeloosheid vooral niet als oorzaak, maar als gevolg van de hechtingsproblemen van hun kind.
  • wijs hen op het belang van eendracht tussen beide ouders: als zij elkaar geloven en steunen, kunnen zij coalitievorming tussen het kind en één ouder (met uitsluiting van de ander) beperken of verhinderen.
  • ouders ondersteunen, bevestigen in hun positieve betrokkenheid.
  • waar afstand nemen en/of uithuisplaatsing van het kind (al dan niet tijdelijk) de enige haalbare kaart is, kan uw inlevingsvermogen in het verdriet van de ouders en andere gezinsleden hen tot steun zijn. De noodzaak om hun kind aan professionele hulpverleners toe te vertrouwen, stelt geen einde aan de betrokkenheid, de zorg en het verantwoordelijkheidsgevoel van de ouders.

  • doorverwijzen naar professionele hulpverleners die (meer) vertrouwd zijn met deze thematiek.
  • ouders attent maken op het bestaan van de oudercontactgroep "Wat Nu?" waar zij op begrip en (h)erkenning van lotgenoten kunnen rekenen
  • Adres en telefoonnummers van het secretariaat en de regionale contactpersonen, vindt u achteraan in deze brochure

    2. Voor het kind: hulpverleners zijn soms (te) lang bezig met het bijsturen van de ouders, vergeten of veronachtzamen dat ook het kind geholpen moet worden.

  • probeer het kind neutraal en afstandelijk tegemoet te treden. Realiseer u dat kinderen met hechtingsproblemen zich bedreigd voelen door emotionele nabijheid, dat ze bang zijn voor diepgaande relaties. Daarom zullen ze zelf niet (zo gauw) om hulp vragen. Wees dus voorzichtig in uw benadering.
  • onderken de hoger genoemde alarmsignalen en gedragskenmerken. Afhankelijk van uw functie en positie t.a.v. kind en andere gezinsleden, zult u bedacht moeten zijn op consequenties van dit gedrag in elke specifieke situatie (vb. in gezinsbegeleiding, op school, tijdens consultaties, enz.)
  • structuur geven
  • duidelijke grenzen stellen en deze consequent handhaven, met een gepaste dosering van aandacht en afstandelijkheid, van aanmoediging, van beloning en correctie.
  • mee helpen zoeken naar adequate opvang, naar (al dan niet residentiële) behandeling en aangepaste onderwijsvormen.

    3. Naar buitenstaanders toe:

  • misschien heeft u toegang tot de nabije omgeving (buurt, kennissenkring, familie) van gezinnen die lijden onder "bodemloos samenleven". Hier kan u deze omstanders attent maken op het gevaar van (ongezonde) coalitievorming tussen het betreffende kind en de omgeving.
  • informatie verspreiden: zowel onder hulpverleners als onder een breder publiek kan u deze problematiek mee (her)kenbaar maken, teneinde meer begrip te krijgen voor deze kinderen, hun broers, zusjes en ouders.

    PREVENTIEF

  • betere zorg tijdens zwangerschap, bevalling, en postnatale periode: gevoelens van "ongewenst, afgewezen zijn" bij de baby zoveel mogelijk voorkomen.
  • nauwkeurige selectie adoptie
  • en pleegkinderen: desgevallend proberen na te gaan of het kind voldoende basisvertrouwen heeft om zich te wortelen in een gezin, om nestwarmte te kunnen integreren.
  • goede voorbereiding en begeleiding van (kandidaat=) adoptie
  • en pleegouders: hen attent maken op het belang van een omzichtig benaderen van een kind wiens vertrouwen al (één of meerdere malen) is geschonden.
  • "doorschuiven" van kinderen beperken: elke "doorschuiving" naar weer een andere verzorgingsfiguur, vooral in de eerste levensfase, kan door het kind beleefd worden als een afwijzing en vermindert de kansen op "veilige hechting".

    LITERATUUR

    Wil U zich verder in dit probleem verdiepen? Dan kunnen wij U de volgende boeken warm aanbevelen:

    BESCHRIJVENDE: moeders schrijven over hun belevenissen met hun (adoptie)kind

    Vlaanderen:

    Het Lege Nest - Relaas van een adoptie

    Veranneman Christa Uitg.. Kritak Leuven 1991

    Nederland:

  • Justo, een gekwetst kind
    Grasveld Coby Uitg. De Toorts Haarlem 1989
  • adoptie: ouderschap of hulpverlening
      Coby Grasvelt Uitg. De Toorts haarlem 1999
  • Bodemloos Bestaan - Problemen met adoptiekinderen
    Van Egmond Geertje Uitg.. Ambo Baarn 1987
  • Verbinding verbroken - Adoptie in adolescentie
    Van Egmond Geertje Uitg.. Ambo Baarn 1996
  • Vragen om andermans problemen
    Vellema-Drent Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1991

    WETENSCHAPPELIJKE:

  • Hou me (niet) vast   Hulpverlening en hechingsstoornis
    Dirk Broos - Katrien Van Dun (Red.) Garant Leuven 1997
  • Bodemloosheid, Metafoor of Syndroom
    Dr. P. Adriaenssens, Dr. G. Van Aelst, Drs. S. Bogaerts
    Onderzoeksopdracht van het Ministerie van Welzijn en Gezin. 31 augustus 1992
    (te koop op het Wat Nu?-secretariaat)
  • De Eerste Band - Ouders, kinderen en hun vroegste binding
    Brazelton T.B.-Cramer B.G. Uitg Bosch & Keuning Baarn 1990
  • Verstoorde Relaties
    Hoksbergen R. -Wolters W. Uitg. Ambo Baarn 1989
  • Bittere Ervaringen
    Hoksbergen R. - Spaan J. - Waarden. Uitg. Swets & Zeitlinger 1988
  • Adoptie van Buitenlandse Kinderen
    Wolters Uitg. Callenberg Nijkerk 1978
  • Ernstig Verwaarloosd
    Van Hekken S. - J. Melse Uitg. Swets & Zeitlinger 1990
  • Buitenlandse Adoptiekinderen, Vaardigheden & Probleemgedrag
    Verhulst - Versluis-den Bieman Uitg. Van Gorcum Assen 1989
  • Het Verwaarloosde kind
    Smis W. Uitg. Universitaire Pers Leuven 1974
  • Verbonden door Adoptie Een experimenteel onderzoek naar hechting en competentie in gezinnen met een adoptiebaby
    Femmy Juffer Academische uitgeverij Amersfoort 1993
  • Hechtingsstoornissen - Orthopedagogische behandelinsstrategieën
    Dr. G. de Lange Dekker & van de Vegt Assen 1991
    In het frans:
  • L'ADOPTION EN QUESTION(S)
    Robert & Therese HENCKENS-RONSSE Ed.Feuilles familiales et ciaco 1991

    STUDIES


    Het Geen Bodem Syndroom als problematische Opvoedingssituatie
    Proefschrift tot het behalen van het diploma van Maatschappelijk Assistent - Collart V. H.I.S.K.W.A. juni 1992
    Adoptiechologie - Heeft vroegkinderlijke verwaarlozing invloed op het ingroeien in een adoptiegezin?
    Verhandeling tot het behalen van het diploma Assistent in de Psychologie   Van Hecke I. 1991
    GEEN-BODEM-SYNDROOM: Een blijvende zorg vooor ouders en hulpverleners
    Proefschrift tot het behalen van het diploma van Orthopedagoog Ceuleers P. 1994


    DOEL VAN DE OUDERCONTACTGROEP

    Ouders steunen ouders: Wat Nu? v.z.w. werd in 1989 opgericht en heeft haar werkgebied over heel Vlaanderen.
    Ze stelt zich tot doel het probleem van het bodemloze kind bekend te maken, de ouders te begeleiden en te bemoedigen.

    In de gespreksgroepen vinden ouders steun bij elkaar, wisselen ervaringen en informatie uit omtrent hulpverlening en opvoeding.

    Samen met de regionale contactouders wordt een bepaald thema besproken onder begeleiding van een vaste medewerker van de werkgroep.
    De steun en de solidariteit tijdens deze bijeenkomsten zijn een rijke bron om kracht uit te putten. De gespreksonderwerpen betreffen vooral de opvoedingsvraag van de ouders en de bestaande hulpverlening.

    Ouders formuleren het vaak zó: "Ons kind heeft hulp nodig, maar wij ook!"
    Een gezin bestaat uit verschillende leden die elk een eigen positie hebben en een eigen rol spelen.

    Een bodemloos kind beïnvloedt de relaties tussen vader en moeder, tussen broers en zussen, soms zo sterk dat het evenwicht binnen het gezin verstoord wordt of sterker nog: het kind probeert een wig te drijven in de relatie tussen de verschillende gezinsleden.
    Ouders gaan twijfelen aan hun kwaliteiten als opvoeders. De extra aandacht die het probleemkind vraagt, gaat vaak ten koste van de tijd die aan andere kinderen wordt besteed.
    Zo kan het gebeuren dat ook broers en zussen begeleiding nodig hebben om opnieuw een goede relatie op te bouwen, dat een moeder er depressief of ziek van wordt. Bovendien is er de sociale druk en de controle van de familie en van de buitenwereld.

    Ouder en kind raken zelf, maar ook samen meer en meer geïsoleerd. Ouders van een bodemloos kind krijgen van de omgeving meestal geen schouderklopjes voor hun opvoedkundige resultaten. Integendeel, onze omgeving, familie, vrienden of leerkrachten zijn doorgaans vrij gul met opmerkingen als:
            "Als het mijn kind was dan ..."
            "Je bent er veel te goed voor ..."
            "Je geeft het kind geen vrijheid."
            "Je bent te streng."
            "Je bent niet streng genoeg."
    De bijzondere opvoedkundige inspanningen, die iedere ouder van een bodemloos kind dagelijks moet opbrengen worden miskend. Vele ouders voelen zich dan ook mislukt in hun ouderschap en zijn beladen met schuldgevoelens.

    Dit is een essentiële doelstelling van onze contactgroep: laten inzien dat schuldgevoelens niet hoeven en niets opleveren, een luisterend oor zijn en de ouders stoom laten afblazen.

    De ouder wordt zo beurtelings beluisterde en luisteraar.

    Ouders kunnen steeds telefonisch terecht op het secretariaat en bij de contactpersonen in hun regio. Het eerste contact is vaak een lang telefoongesprek waarin de betrokkenen zich eindelijk begrepen voelen en de nodige informatie krijgen. Vervolgens wordt hen een infomatiepakket toegestuurd en volgt desgewenst een kennismakingsgesprek.

    Elke derde donderdag van de maand zijn er algemene ledenvergaderingen in Wemmel in het C.C. van de Vlaamse Gemeenschap De Zandloper.

    Verder zijn er nog om de twee maanden regionale bijeenkomsten per provincie.

    SECRETARIAAT:

    Postbus 4
    B-1785 Merchtem
    Tel. + Fax: 02.460.39.24
    Internet:http://www.hechtingsstoornis.org         E-mail:

    Via dit sekretariaat kunt U desgewenst een beroep doen op de leden van de ADVIESRAAD van Wat Nu?, bestaande uit:

  • een kinderpsychiater, een orthopedagoog, een psycholoog-criminoloog, een advocaat, een juriste, een notaris, een psychiatrisch verpleegkundige, een maatschappelijk werkster, andere hulpverleners en ervaringsdeskundigen.

    Regionale hulplijnen
    :

    Antwerpen:
    Brabant:
    Limburg:
    Oost- & West Vlaanderen:
          
     
    02/460.39.24
    016/69.98.81
     

    ONZE DANK GAAT UIT NAAR:

  • De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin
    die ons een gesubsidieerde opdracht gaf voor onderzoek en informatiespreiding rond deze problematiek.
    Zonder deze financiële steun kon deze brochure niet gedrukt en verspreid worden.

  • De onderzoekers Drs. S. Bogaerts en Dr. G. Van Aelst, de supervisor Dr. P. Adriaenssens en de leden van de in januari 1992 opgerichte stuurgroep, bestaande uit afgevaardigden van de Comités Bijzondere Jeugdzorg van Dendermonde en Halle-Vilvoorde en Wat Nu? die bovengenoemde opdracht hielpen realiseren.

    Zonder hun stuwende kracht en hun enthousiasme was deze boodschap nog niet in zoveel hulpverlenerskringen doorgedrongen.

  • Tientallen ouders, verenigd in Wat Nu? die hun ervaringen aan ons toevertrouwden. Door hen - en, laat ons hopen, voor hen - werd deze brochure mogelijk. Zonder hen is veelzijdigheid ondenkbaar. Wij hopen dat hun openheid de aanzet mag geven tot begrip en (h)erkenning voor henzelf, hun kind(eren) en vele lotgenoten.

  • U lezer, voor uw welwillende aandacht.
    Wij durven een beroep op U doen om deze informatie verder uit te dragen onder uw collega's, vrienden, bekenden. In de hoop dat dit een aanzet zal zijn om onze kinderen en hun ouders daadwerkelijk te helpen.
    Want alle ouders van kinderen met hechtingsproblemen stellen zich, uit oprechte bezorgdheid voor hun kind, elke dag opnieuw de vraag:

    "Wat Nu?"



    Hou me (niet) vast

    Hulpverlening en hechtingsstoornis


    Dirk Broos - Katrien Van Dun (Red.)
    Garant Leuven - Apeldoorn ISBN 90-5350-517-2

    Hulpverlening begint vaak juist als er geen oplossing meer is!


    De gezamenlijke handelingsverlegenheid van zowel hulpverleners als ouders bij het omgaan en werken met hechtingsgestoorde jongeren, vormt het uitgangspunt van dit boek.

    De ernst van de opvoedingsproblemen leidt meestal, na een aantal ambulante consultaties, tot een uithuisplaatsing. Ook residentieel vindt men niet steeds een gepaste pedagogische aanpak, wat vaak resulteert in herhaaldelijke doorverwijzingen. Binnen de hulpverlening groeit de frustratie. De jongere krijgt bij elke doorverwijzing een zwaarder etiket opgeplakt. Uiteindelijk kan dit leiden tot een hulpverlening die zich voor deze kinderen afsluit, al dan niet met de erkenning van de eigen onmacht. De basisdynamiek van verwerping, die juist zo eigen is aan de problematiek van hechtingsgestoorde jongeren, dreigt hier door de hulpverlening te worden verder gezet.

    Met dit boek willen we een duidelijk signaal geven aan ouders, hulpverleners en beleidsverantwoordelijken. Het kan niet dat deze jongeren momenteel nog steeds gedoemd zijn tot een geschiedenis van structurele verwaarlozing. Wij willen aantonen dat er pedagogische mogelijkheden zijn, om deze handelingsverlegenheid te overstijgen.

    Dit boek is gebaseerd op de ervaringen die de auteurs zelf hebben in het werken met hechtingsgestoorde jongeren. Eerst worden de begrippen 'hechtingsstoornis en bodemloosheid' geanalyseerd. Daarna worden aangepaste hulpverleningscontexten beschreven, waarbij de omgang met de jongeren, de begeleiding van de ouders en de teamwerking aan bod komen. Ook het standpunt en de vraag van de ouders krijgen een plaats.

    Deze publicatie is bestemd voor iedereen die te maken heeft met de problematiek van hechtingsgestoorde jongeren: ambulante en residentiële werkers, pedagogisch verantwoordelijken en beleidsverantwoordelijken zullen aanzetten vinden om de hulpverlening zowel pedagogisch als organisatorisch vorm te geven. Voor het ruimere welzijnsveld en voor de ouders kan de inhoudelijke uitwerking van het centrale thema van Hou me (niet) vast verhelderend zijn.


  • Medewerkers:
    Dr. P. Adriaenssens, D. Broos, F. De La Fosse, E. Jongman, R. Keirse, I. Kortekaas, G. Van Egmond


    Dit boek is in de boekhandel te bekomen, en ook bij:
    Wat Nu? vzw
    Postbus 4
    B-1785 Merchtem Tel.+Fax.: (02) 460.39.24
    E-mail:


    HV-01/01/2005