Wat Nu? (8) VLAAMSE VERENIGING VAN OUDERS VAN BODEMLOZE, HECHTINGSGESTOORDE KINDEREN.Kenmerken DEZE PAGINA'S MOGEN ALLEEN VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK UITGEPRINT WORDEN. STUDENTEN DIENEN AAN WAT NU? TOELATING TE VRAGEN OM DEZE TE VERWERKEN. EERSTE ALARMSIGNALEN - extreem aandacht eisen +afstoten, driftmatig "vreten", zeer onregelmatig slapen. - agressieve gelaatsuitdrukking, soms zeer kortstondig, ook bij baby's. - jong kind gebruikt ontlasting, urine, braken en ongeregeld eten als "wapen" in de machtsstrijd tegen de moeder (ouders). - speelt verveeld, onaandachtig, ongeconcentreerd, destructief. - sterke vernielzucht (speelgoed, kledij, alles waar de ouders waarde aan hechten) slordigheid, "verliest" alles. - straffen en belonen in alle denkbare schakeringen, helpt niet, raakt het kind niet. - opvallend vindingrijk in pestgedrag, mensen tegen elkaar opzetten en uitspelen. - onmiddellijke behoeftenbevrediging: ik, nu, hebben en krijgen staat centraal; naar het gekregene wordt niet meer omgekeken (geen dank, geen respect). - vanaf de prepuberteit: seksueel provocerend gedrag. - ontbreken van wederkerigheid in relaties, emotieloos afscheid nemen, geen heimwee. Als ouders met meerdere van deze klachten naar U toekomen, hebben zij al een (zeer) lange weg afgelegd. Ze worden vaak afgescheept met: "Elk kind doet dat wel eens." Bij een kind met hechtingsstoornis vertaalt dat "wel eens" zich echter in een continu proces. Deze kinderen beheersen de kunst om iedereen, zelfs veteranen in de hulpverlening, rond de vinger te winden. Vaak hebben ze buren, familie, vrienden, de hele omgeving van hun ouders "bewerkt" en ingepalmd door zichzelf op een heel andere, positievere manier voor te stellen buitenshuis dan in het gezin. In sommige omstandigheden bewerken ze de buitenwereld door zich aan te dienen als slachtoffer van een verwaarlozende of mishandelende ouder. Daardoor krijgt iedereen, inclusief de hulpverlener, een verkeerde kijk op "wat er aan de hand is en met wie". Met als spijtig gevolg dat de hulpvraag van moegetergde ouders, die door hun radeloosheid een overspannen indruk geven, soms (te lang) verkeerd begrepen wordt. Ook is het niet ondenkbaar dat een kind met de kalenderleeftijd van 5 jaar, de motorische vaardigheid van een 3-jarige vertoont, naast de emotionele ontwikkeling van een peuter, de cognitieve van een 2-jarige en een sociale zelfredzaamheid die men pas op 8-9 jaar verwacht. Ouders, hulpverleners en leerkrachten krijgen dan de moeilijke opgave om uit te zoeken op welke leeftijd zij het kind moeten aanspreken en wat het op welk terrein op welk moment aankan. TIPS VOOR DE HULPVERLENER Het is belangrijk dat u met een open opstelling naar de alarmsignalen van de ouders luistert. Probleemgedrag bij kinderen behoeft ernstige aandacht. Dat betekent dat men zich niet mag tevreden stellen met wat een kind vertelt, maar ook andere gegevens in de diagnose moet betrekken, zoals: hoe komt het kind voor, hoe praat het, hoe is het op school, thuis, enz. © Wat Nu? vzw