15 jaar Wat Nu?


Bij een verjaardag is het goed te blijven stilstaan bij wat voorbij is en even een paar hoogtepunten van onze werking in herinnering te brengen..

Op 10 mei 1990 had de allereerste bijeenkomst plaats nadat er op de TV een uitzending was geweest bij het verschijnen van het eerste boek van Coby Grasvelt: "JUSTO, een gekwetst kind"
Bij Jan van Rompaey zat indertijd een ouderkoppel dat voor het eerst openlijk durfde praten over problemen met hun adoptiekind. Een 20-tal mensen zochten na die uitzending contact met elkaar en vanaf september 1990 tot op heden komen ouders nog steeds bij elkaar in maandelijkse bijeenkomsten.
Wij kozen voor de naam "Wat Nu?" omdat dit de vraag is die ouders zich spontaan stellen wanneer ze geconfronteerd worden met de gedrags- en opvoedingsproblemen van hun kind, psychosociale moeilijkheden waarmee ouders geen raad weten.

In die eerste bijeenkomsten lag de klemtoon voornamelijk op het uitwisselen van ervaringen. Tot dan toe dacht immers elke ouder dat hij alleen met problemen zat. Niemand die hem vertelde dat de problematiek ook in andere gezinnen voorkwam. Buitenstaanders en zelfs ook professionele hulpverleners schoven in die dagen de schuld voor de problemen in de schoenen van de ouders. Dus werk aan de winkel voor Wat Nu?
De ouders "ontschuldigen" was één van onze bijzonderste doelstellingen. Dat was pas mogelijk na urenlange gesprekken. Een luisterend oor voor ouders in nood werd onze leuze.
Het werd een mooie maar tijdrovende opdracht. Je verhaal kwijtkunnen aan iemand die in hetzelfde schuitje zit is heel belangrijk, of met andere woorden: lotgenotencontact kan helend werken. Alleen wie hetzelfde heeft meegemaakt kan maar ten volle begrijpen wat het is om als ouder te worden afgewezen door je kind.
In die begin periode werd ons het gebruik van de term "bodemloos" zeer kwalijk genomen. Wij gebruikten het echter als metafoor. Het is een perfecte omschrijving van het gedrag dat wij dagdagelijks meemaakten en wat voor de buitenwereld onzichtbaar bleef. We gebruikten deze benaming na het lezen van het boek "Bodemloos Bestaan (1987) van Geertje van Egmond. Zij gebruikt de volgende vergelijking: "Dit kind is als een vat zonder bodem, Als ouder probeer je zoveel liefde, geduld, toewijding, energie en opvoeding in je kind te investeren maar dit is verloren moeite. Alles loopt er lossen door, niets blijft ervan beklijven.
Nu wij het begrip "bodemloos" niet meer gebruiken, gebruikt de hulpverlening wél dit begrip....

Vanaf januari 1991 gaan de bijeenkomsten voor de ouders door op de derde donderdag van de maand in de Zandloper te Wemmel. Regelmatig nodigen we daarop deskundigen uit om onze ouders enige begeleiding te bieden.
Een belangrijke ontmoeting hadden we in maart 1991: voor 140 aanwezigen komt Wilfried Smis, toenmalig directeur van de Berkjes in Brugge, ons vertellen wat bodemloosheid nu eigenlijk is: bodemloosheid is een gevolg van affectieve verwaarlozing in het allereerste begin. Voor de meesten onder ons was dat het moment waarop klaarheid kwam, wisten we dat de schuld niet bij ons lag maar moest gezocht worden in dat prille begin van het adoptie- en pleegkind, een begin waarvoor wij geen enkele verantwoordelijkheid hadden, een begin waar wij niets meer konden aan veranderen.
Ik herinner me nog een andere uitspraak van dhr Smis: "geloof niet in kwakzalvers die beloven op korte tijd orde op zaken te stellen". Ondertussen is dit maar al te duidelijk geworden. De behandeling van het hechtingsgestoord kind is een zaak van lange duur. Het vraagt heel wat inzicht en toewijding van de therapeut.

Regelmatig werden we ontvangen op het kabinetten van de Minister van Welzijn en Gezin. Steeds werd er beloofd te streven naar een strengere controle op de voorbereiding en nazorg van de adoptie. Die voorbereiding is er ondertussen wel gekomen, de nazorg is nog steeds ergens ter voorbereiding.
Met het beloofde geld van Minister Lenssens in die beginperiode werd er een onderzoeksproject gefinancierd. De coördinatie van dit onderzoek was in handen van de Comités Bijzondere Jeugdzorg Halle-Vilvoorde en Dendermonde samen met Wat Nu?. De supervisie was toen in handen van Dr. P. Adriaenssens en G. Van Aelst. Dit verkennend onderzoek leidde tot een eindrapport op 31 augustus 1992. Jammer genoeg was ondertussen de regering gewisseld en gebeurde er met dit rapport verder niets meer. Wel werden er 2 studiedagen georganiseerd voor alle Comités Bijzondere Jeugdzorg waarop de problematiek uit de doeken werd gedaan.
Vanaf januari 1992 groeit het aantal leden zeer snel en wordt er besloten om niet alleen maandelijks bijeen te komen in Wemmel maar ook 'regionaal' te werken.
Wat Nu? verleende zijn medewerking aan een studiedag voor ruim 150 studenten van de pedagogische faculteit in Leuven. Daar leren we Prof. Dr. René Hoksbergen kennen. Van hem komt de uitspraak: "ouders hebben de plicht zich te verenigen: zij zijn de eerste deskundigen."
De eerste studenten melden zich om een thesis te maken over onze problematiek.
In 1992 starten we ook met ons driemaandelijks tijdschrift en een eigen bibliotheek waar ouders boeken kunnen ontlenen.
Op 16 november 1992 wordt er op de Gasthuisberg in Leuven in samenwerking met Dr. P. Adriaenssens een symposium gehouden voor hulpverleners: 650 mensen zijn aanwezig: blijkbaar oogst de problematiek veel belangstelling!
Steeds meer en meer hulpverleners nemen contact op met Wat Nu? de problematiek is toch nog te weinig gekend en we stellen vast dat nog steeds heel wat ouders in de volgende jaren, niet tegenstaande regelmatige acties via de pers, radio en TV, de schuld krijgen van het bodemloze gedrag van hun kind.
Wat Nu? komt tot de vaststelling dat, wanneer we willen bereiken dat de psychiatrie zich in deze problematiek gaat verdiepen en dat er behandelingsmethoden worden ontwikkeld, zijzelf als ouders aan de bel moeten trekken.
Ouders vragen ons niet alleen hulp voor zichzelf maar vooral voor hun kinderen: "wij kunnen niet geholpen worden als ons kind ook niet wordt geholpen" is een veel gehoorde verzuchting.
Om aan deze verzuchting tegemoet te komen organiseerde Dirk Broos een studiedag met als titel "De dans om het kind".
Op 9 december 1994 organiseerde Dirk een tweede studiedag onder de titel "Love is not enough" en met de hulp van het Sinterklaasfonds verschijnt de weerslag van deze studiedag in boekvorm "Hou me (niet) vast". Om onze 10de verjaardag te vieren organiseerden we, ook samen met Dirk, een studiedag weer voor 600 aanwezigen!

Al meer dan 10 jaar geeft Wat Nu? - door toedoen van Dhr. Van Aelst - "gastcolleges" in de sociale Hogeschool van Heverlee. Daardoor is een groot aantal toekomstige hulpverleners ten minste al op de hoogte van het bestaan van de problematiek die op dit ogenblik niet meer "bodemloosheid" maar "Hechtingsstoornis" wordt genoemd.
Via het internet - waarop een 4-talige site van Wat Nu? staat - is Wat Nu? ook verbonden met de buitenlandse organisaties van ouders. In de Verenigde staten is men al zo ver dat heel wat support groups voor ouders vanuit de universiteiten worden georganiseerd. Wij moeten het nog steeds doen zonder enige support behalve dan van mensen zoals Dirk Broos en Gilbert van Aelst die al even lang als Wat Nu? bestaat met ons meedraaien en ons blijven bijstaan met raad en daad, waarvoor onze hartelijk dank.
Maar de kracht, de sterkte van Wat Nu? , of m.a.w. de cement die het huis heeft rechtgehouden, is het vuur, de bevlogenheid en de gedrevenheid van een vaste kern. Een groep ouders bleef de kar trekken omdat zij er rotsvast van overtuigd zijn dat samenkomen noodzakelijk is niettegenstaande ups en downs, het komen en gaan van sommigen die bij wijze van spreken genoeg hadden aan een weldoende tankbeurt.
Het geloof in de samenwerking, de hoop op vooruitgang, de genegenheid, de onderlinge vriendschap, heeft een onwrikbare band gesmeed. Elke maand opnieuw komen ouders samen om elkaar te bemoedigen, te ondersteunen, te bezielen, te respecteren en te inspireren.
Ouders willen voor mekaar gave en weergave zijn.
Ze willen voor mekaar een hart onder de riem zijn.
Ze willen voor mekaar klaar staan.
Ze willen zich onbaatzuchtig vastbijten in hetzelfde doel: opkomen voor hun kind.

Wat Nu? was de inspirerende bron tot de opstarting van 3 nieuwe ouderverenigingen in Wallonie, Frankrijk en Franstalig Canada onder de naam Pétales Belgique, Pétales France en Pétales Canada.

.Reeds een 1000 gezinnen zochten tot nu toe contact met onze vereniging en maar liefst 600 hulpverleners.
Aan de hulpverleners zou ik willen vragen: geef het verhaal van het kind zijn eigen plaats maar geef het verhaal van de ouders ook een plaats.
Neem de tijd om naar hen te luisteren, heb oog voor hun noden, behandel hen met respect en wimpel hen niet af. Weet dat die ouders al een hele lijdensweg achter de rug hebben voor ze bij u aankloppen.
De hulpverlening aan het kind zou best een gezamelijke speurtocht worden van ouders, kind en hulpverlening.

Als thema voor vandaag kozen we dus voor "Liegen en bedriegen bij hechtingsgestoorde pubers". Als ouders worden we geconfronteerd met het onbegrijpelijke liegen en bedriegen van onze kinderen. Dat liegen schijnt van vitaal belang te zijn in de bestaanswereld van hechtingsgestoorde kinderen en is het voor ons ouders een dagelijks weerkerende muur waar we tegen aanbotsen. Het lijkt alsof dat liegen een onvervangbaar onderdeel is van hun manier van leven. Soms hebben de kinderen zelfs geen enkel voordeel bij hun liegen en daarom is het voor de ouders zo moeilijk te begrijpen. Daarenboven hebben wij de indruk dat veel hulpverleners die leugens niet door hebben en mee gaan in die leugenachtige fantasiewereld van het kind.
Soms hebben die leugens er toe geleid dat ouders met het gerecht in aanraking zijn gekomen.
In mei 2003 kwamen we in contact met dhr. Buijs van de werkgroep fictieve herinneringen (*) in Nederland. (http://www.werkgroepwfh.nl) Een werkgroep door en voor ouders die ten onrechte worden beschuldigd door hun meerderjarig kind van mishandeling, deze beschuldigingen krijgen veel adoptieouders ook. 90% van de beschuldigingen worden geuit nadat de betrokkene op één of andere manier in aanraking is geweest met een therapeut. Wat me raakte is dat de betrokken ouders ooit te horen kregen via een therapeut dat "de waarheid er niet toe doet maar dat het om de pijn gaat die het kind voelt". Het betrokken kind is meestal rond de 30 jaar!

Na 15 jaar intensieve werking denk ik wel dat Wat Nu? zijn steentje heeft bijgedragen tot de bekendmaking van de problematiek. Ze heeft vooral gestreefd naar de herkenning met een H en de erkenning zonder H.





* ook gekend als FALSE MEMORY SYNDROME